soms ben ik het licht
een zwerm vogels
die de zon tegemoet schiet
met opengesperde snavels
gulzig naar leven
los van de wereld
geen denken
geen weten
soms ben ik de dood
een kist, geen bloemen
geen dragers
vuur
soms ben ik het licht
een zwerm vogels
die de zon tegemoet schiet
met opengesperde snavels
gulzig naar leven
los van de wereld
geen denken
geen weten
soms ben ik de dood
een kist, geen bloemen
geen dragers
vuur
laten we vooral binnen blijven
omdat er buiten niets dan stad ligt
steen om staal, en dat er bloed vloeit
bij het leven weet ik ook al
dat er schapen zijn en wolven
daar wil je niet verblijven, lief
daar dieft zich alles door de dag heen
ademt enkel aarde van een waardeloze weelde
daar vallen vogels uit de lucht
een vrouw draagt vrucht van vreemde vaders
en op de akkers van weleer kraakt
her en der het kadaver van een kind
waaraan de wind zich speels vergrijpt
geen grond die hier nog heilig is
geen huid om in te schuilen
ik mis je lief, je praat niet meer
je zit daar maar onfris te zijn
de kleine slaapt al weken door
en zelfs dit huis is niets meer
dan een hoofd om in te dwalen
maar morgen halen we het nieuws